• mos·lim·man
enkelvoud meervoud
naamwoord moslimman moslimmannen
moslimlieden
moslimlui
verkleinwoord moslimmannetje moslimmannetjes

de moslimmanm

  1. (religie) mannelijke aanhanger van de islam
    • Beveiliging ziekenhuis moet soms moslimman weghalen: Het komt in de Twentse ziekenhuizen geregeld voor dat een moslima alleen door een vrouwelijke gynaecoloog geholpen wil worden en een mannelijke arts weigert. [1] 
    • In het Karadzic-proces voor het Joegoslavië-Tribunaal is vandaag de eerste getuige opgeroepen over de genocide na de val van Srebrenica in 1995, die de Nederlandse VN-militairen van Dutchbat niet konden voorkomen. De moslimman overleefde een massa-executie door zich lang stil te houden onder een stapel lijken van andere moslims. [2] 
84 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]