• mor·ti·fi·ca·tie
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mortificatie mortificaties
verkleinwoord

de mortificatiev

  1. het doden
  2. het laten afsterven van allerlei wereldse behoeften
    • Er is actief verzet van de christen nodig. Vanuit het besef dat wereldse geneugten tijdelijk zijn en dat hij als pelgrim en vreemdeling op doorreis is, dient de gelovige afstand te bewaren van ”wereldse genietingen”. Ten aanzien van de zondige begeerten van zijn hart is ”mortificatie” (doding) van primair belang. [2] 
    • Ds. Maurice Roberts, voorheen predikant van de Free Church of Scotland (Continuing) te Inverness, behandelde het onderwerp heiliging. De heiliging is niet de basis van het leven met Christus, maar de vrucht van de wedergeboorte. De wedergeboorte verandert de gerichtheid van een mens radicaal en totaal. De heiliging is een proces, waarin de doding van de zonde (mortificatie) en de levendmaking (vivificatie) een plaats hebben. [3] 
77 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]
  1. mortificatie op website: Etymologiebank.nl
  2. Reformatorisch Dagblad 06-01-2011 Tegenwicht tegen de oppervlakkigheid
  3. Reformatorisch Dagblad 19-04-2012 [https://www.rd.nl/kerk-religie/leicesterconferentie-predikant-als-leesbare-en-levende-brief-1.668935 Leicesterconferentie: Predikant als leesbare en levende brief]
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be