1. De stoelen in de metro van Londen zijn met moquette bekleed.
  • mo·quet·te
enkelvoud meervoud
naamwoord moquette moquettes
verkleinwoord - -

de moquettev / m

  1. vloerbedekking of textiel voor bekleding waarbij de lusjes van de pool zijn doorgesneden, zodat een oppervlak van rechtopstaande haartjes ontstaat
    • Het is de moeite niet meer — Piet heeft de moquette al besteld. [2]
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

moquette

  1. gemaakt van textiel met een oppervlak dat uit rechtopstaande haartjes bestaat
    • Onder mij veert de moquette vloerbedekking, blauw met gouden sterretjes, alsof ik hier in een chic hotel loop. [3]
    • Verder heeft ons driedeurs sleetje een deelbare achterbankleuning, twee van binnenuit te stellen buitenspiegels, een wis-wasser op de achterruit, elektrisch bediende voorste zijruiten en mooie diepzwarte moquette bekleding. [4]
22 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[5]


  • IPA: /mɔ.kɛt/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  moquette     la moquette     moquettes     les moquettes  

moquette v

  1. vloerbedekking