Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Molenhoek


Nederlands

 
1. De wit geschilderde molenhoek van een molen in Brugge.
Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·len·hoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord molenhoek molenhoeken
verkleinwoord molenhoekje molenhoekjes

Zelfstandig naamwoord

de molenhoekm

  1. (molenaarsambacht) plaats waar twee buitenwanden van een windmolen elkaar raken
    • Na het welkoms woord en diverse bedankjes door voorzitter Hennie Driessen van Stichting Thornsche molen werd vrijdagmiddag 15 juli na de kerkelijke inzegening op alle molenhoeken door Pastoor Henk Jansen en Pfarrerin Sabine Jordan-Schöler van de evangelische kerk uit het Duitse Kranenburg met het lichten van de vang de Thornsche molen officieel in gebruik gesteld. [1]
    • Zo ook de Molenaar met al zyn molenknaapen,
      Waneer 't zoodanig, als gezeit, met hem geschaapen
      Staat, en slegs winds genoeg, zo wort de Doot geen plaats
      Vergunt, als maar slegts in 't vergeet-boek van die maats;
      En dat is juist maar in hun hoogste molenhoeken
      Geplaatst; en daar van daan wil 't niemant op gaan zoeken:
      Maar daarom zyn zy juist niet, meer als andren, vry;
      De doot komt zulken, als ze 'er 't minst op denken, by.
       [2]

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen