• mo·gol
enkelvoud meervoud
naamwoord mogol mogols
verkleinwoord - -

de mogolm

  1. (geschiedenis) benaming voor een vorst uit de islamitische dynastie die van de 16e tot de 19e eeuw over grote delen van Indische subcontinent heerste
    • Onveiligheid door de aanwezigheid van Franse oorlogsschepen bij de kust van Coromandel in India en de problemen die gerezen waren tussen de VOC en de Indiase mogol Aurangzeb deden De Bruijn afzien van zijn eerdere plan het mogolrijk te bezoeken. [3]
    • Op de specerijeilanden hadden zij weinig fortuin en nadat de Hollanders het hun daar te lastig gemaakt hadden richtten zij hun pogingen vooral op het gebied van de mogol. [4]
  2. (figuurlijk) iemand met veel macht, vaak in het bijzonder gebruikt voor de hoogste bazen van de grote filmstudio's
    • Filmbaas Amy Pascal ging – tot het mail-schandaal haar ten val bracht – bij Sony te werk als een klassieke mogol. Ze voer op haar instinct en onderhield goede relaties met sterren als Will Smith en Adam Sandler. [5]
    • Van Hall gold als zeer behoudend; Visscher daarentegen was een mogol geweest van de opstand in de jaren tachtig en gold ook na 1795 als radicaal. [6]
37 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[7]


mogol

  1. Mongools

mogol m

  1. (demoniem) Mongool, persoon uit Mongolië
  2. (taal) Mongools