moezig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- moe·zig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | moezig | moeziger | moezigst |
verbogen | moezige | moezigere | moezigste |
partitief | moezigs | moezigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
moezig
- (kookkunst) zacht geworden, op brij lijkend
- ▸ Alles wordt dan gaar maar niet moezig gekookt.[1]
- ▸ Is men er niet bepaald op gesteld, de rabarberstukjes héél te houden, dan kan men, nadat het mengsel een nacht gestaan heeft, alles tegelijk in de pan doen, aan de kook brengen en laten indampen; de jam wordt dan meer moezig en ook iets dikker.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'moezig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Vierkens, Leni“Voor keuken en huiskamer : huishoudboek voor de Nederlandsche huisvrouw” (1937?), N.V. Nederl. Diepdruk Inrichting, Deventer, p. 177
- ↑ Weblink bron Tydeman-Verschoor, A.S. & Ebmeijer, J.J.“De recepten uit „In en om de keuken”” (1928), Noorduyn, Gorinchem, p. 517