mierenpis
- mie·ren·pis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mierenpis | - |
verkleinwoord | - | - |
de mierenpis m
- zure uitscheiding van mieren
- De eeuwigheid van de kindertijd, daarin bevindt ze zich nog steeds, zonnig en drukkend warm, een laatste zomer in zachtmoedigheid, in vredigheid, in stil hangende geuren van hars, mierenpis en mos. [1]
- Het woord 'mierenpis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Trosell, A. (vert. J. Popma e.a)Hartstocht (2013) De Geus, Breda; ISBN 9789044523409; hfst. "Het groene weefsel. Het loslaten"; geraadpleegd 2018-04-16