middenklasser
- mid·den·klas·ser
- afgeleid van middenklasse met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | middenklasser | middenklassers |
verkleinwoord | middenklassertje | middenklassertjes |
de middenklasser m
- (verkeer) een auto die niet heel goedkoop is maar ook niet heel duur, tussen de compacte middenklasse en de hogere middenklasse in, Klasse-D auto
- En toch maakt de benaming Grand Sport van deze grote middenklasser nog geen sportieve bolide. Het stuur wordt te fel bekrachtigd. De automaat is vooral op zuinig rijden afgesteld, net zoals de zesde versnelling van de manuele bak. Door de lage en schuine achterruit is het zicht naar achter beperkt.[1]
- (economie) iemand die net boven modaal verdient
- Middenklassers klagen dag en nacht, zegt Uwe, maar tonen niet graag hun eigen zwakheden. Over financiële problemen praat men in Runkel niet. „Hier geldt de stelregel: als je één of meer auto’s hebt, vier keer per jaar op vakantie gaat en een huis bezit, dan ben je iemand.” In het dorp loopt Uwe dan ook niet te koop met zijn initiatief. [2]
1. (verkeer) een auto die niet heel goedkoop is maar ook niet heel duur,...
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord middenklasser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.