• mid·dag·trein
enkelvoud meervoud
naamwoord middagtrein middagtreinen
verkleinwoord

de middagtreinm [1]

  1. een trein die in de middaguren vertrekt of aankomt
     Ik zou terugkeren met de middagtrein en het rijtuig zou me afhalen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878