• mi·cro·pro·ces·sor
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘geïntegreerde schakeling van een computer op één chip’ voor het eerst aangetroffen in 1977 [1]
  • afgeleid van processor met het voorvoegsel micro-
enkelvoud meervoud
naamwoord microprocessor microprocessoren
microprocessors
verkleinwoord - -

de microprocessorm

  1. (informatica) geïntegreerde schakeling die de hele CVE van een computer bevat op één enkele chip