• me·zom·me
enkelvoud meervoud
naamwoord mezomme -
verkleinwoord

de mezommev / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) geld
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) in 'mezomme bensjen': gezamenlijk uitspreken van het dankgebed na de maaltijd, waartoe minstens drie godsdienstig meerderjarige, mannelijke personen bij elkaar moeten zijn