Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dank·ge·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dankgebed dankgebeden
verkleinwoord dankgebedje dankgebedjes

Zelfstandig naamwoord

dankgebed o [1]

  1. (religie) een gebed waarin men god dankt
    • De kathedraal is een ‘must’ om te zien. Duizenden bedevaartgangers, op weg naar Santiago de Compostela, zijn de renners voor geweest en mogelijk ook de Nederlandse wielrenner Gerrit Voorting die in 1954 tweede werd in Le Puy-en-Velay. De altijd rustige en bescheiden Gerrit heeft vermoedelijk in deze kathedraal nog een dankgebedje gedaan en een kaarsje opgestoken.[2] 
    • Carice van Houten heeft een dankgebedje gedaan naar God. Terugblikkend op haar plotse verschijning aan de arm van Kees van Nieuwkerk vrijdagavond op het Gouden Kalverengala schreef ze: "Dank Dior voor de jurk en dank God voor Kees.”[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf TONNY EYK 18 jul. 2017 Rustdag in Le Puy-en-Velay
  3. de Telegraaf WILMA NANNINGA 07 okt. 2013 Carice dankt God voor Kees
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be