Nederlands

 
Groninger metworst
Uitspraak
Woordafbreking
  • met·worst
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘worst van gehakt varkensvlees’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • uit het Middelnederduits [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord metworst metworsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de metworstv / m [3]

  1. (voeding) worst gevuld met gehakt varkensvlees
    • 'Zuurkool, makreel en metworst, dat klinkt misschien als een gekke combinatie. Maar daar valt best nog iets van te maken.' In tijden van armoede en oorlog worden wel gekkere dingen gemaakt, aldus Jaspers. [4]
    • Een prachtig voorbeeld daarvan zijn de metworstrennen in Boxmeer. Dit evenement, dat jaarlijks vele duizenden toeschouwers trekt, kan bogen op een eeuwenoude geschiedenis. Volgens de overlevering zou in de vijftiende eeuw een adellijke dame tijdens een rijtoer met haar koets van de weg zijn geraakt. Jongens uit Boxmeer waren haar behulpzaam en zorgden ervoor dat de freule haar tocht kon vervolgen. Zij beloonde de jongens vorstelijk. Een hoeve, uit het bezit van de jonkvrouw, werd verplicht tot een jaarlijkse schenking aan de ‘jonggezellen’ uit Boxmeer van een zeven ellen lange metworst, twee wittebroden, twee vaten bier en een halve varkenskop. Sindsdien wordt er elk jaar een paardenrace gehouden om te bepalen wie de schenking krijgt.[5] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen