mestkar volgeladen met mest
  • mest·kar
enkelvoud meervoud
naamwoord mestkar mestkarren
verkleinwoord mestkarretje mestkarretjes

de mestkarv / m

  1. een kar waarmee mest vervoerd kan worden
    • De polarisatie neemt toe. Op social media, op straat. "Groepen worden apart gezet. Kijk naar de sociale media. De mestkar rijdt door de straat. Met een zinnig gesprek heeft het niets van doen. Als mensen daarmee niet ophoudt, worden woorden daden.[2] 
    • 'Ik was een tijdlang zoekende, voor ik dit boek schreef. Mensen zeiden tegen me: schrijf gewoon zo'n Helaasheid-der-dingen-achtig boekje, pedofiele priester erbij, gevoos in de hooiberg, iemand die van de mestkar valt, fanfare, huppekee. De personages zeggen amai en awel, en iedereen inclusief familie doet het met elkaar. Nederlandse lezers smullen daarvan. Goed, dacht ik, dan ga ik die karikatuur uitdagen. Dus speelt mijn boek zich af in een dorp dat zich afscheidt van België, onder aanvoering van een héle dikke man.'[3] 
  • men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden
nette mensen beledigen anderen niet
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 06-MAART-2016
  3. Volkskrant SARA BERKELJON FOTO DANIEL COHEN 3 september 2013,
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be