[2] mensenhart
  • men·sen·hart
enkelvoud meervoud
naamwoord mensenhart mensenharten
verkleinwoord mensenhartje mensenhartjes

het mensenharto

  1. (figuurlijk) de ziel, het gemoed van een mens
     Ten eerste: liefde voor je naaste, die hoogste vorm van levende energie waarvan een mensenhart overloopt, die een uitweg zoekt en verspild wil worden; en verder zijn het de hoofdbestanddelen van de hedendaagse mens, zonder welke hij ondenkbaar is, dat wil zeggen - het concept van een vrije persoonlijkheid en een leven als offer.[2]
  2. (anatomie) het orgaan dat het bloed rondpompt in het menselijk lichaam
     "En dan zou je, zoals in een science fiction-boek, op den duur boerderijen hebben waar varkens rondlopen met een mensenhart.", stelt Clevers. "Varkens zullen dus net zo eindigen als op een vleesboerderij. Als het hart volgroeid is, zal het dier worden geslacht en komt het orgaan beschikbaar."[3]
     Precies een maand na de enorme explosie in Beiroet zoeken reddingswerkers nog één keer met man en macht onder het puin. Er is namelijk een teken van leven gevonden. Sensoren hebben het kloppen van een mensenhart opgepikt.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Varkens met mensenharten voor transplantatie: 'Net science-fiction'” (31-07-2019), NOS
  4.   Weblink bron “Teken van leven onder puin geeft Beiroet hoop op wonder” (04-09-2020), NOS