• mee·val·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meevallen
viel mee
meegevallen
klasse 7 volledig

meevallen

  1. ergatief een betere uitkomst vertonen dan verwacht
    • Ondanks het slechte weer viel de graanopbrengst mee. 
     Het creëren van een slaapplek voor zeven personen viel nog niet mee.[1]
     Daarna valt gek genoeg alles best mee.[1]
  2. ergatief iets anders op zijn weg naar beneden begeleiden
    • De bomen vielen met de lawine mee het dal in. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be