Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meest·tijds
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

meesttijds

  1. meestal
     Ik laat mij hier meesttijds bij mijn weduwenaam noemen: Etta Palm.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723