meeneembaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  meeneembaar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• mee·neem·baar

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van meenemen met het achtervoegsel -baar

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	meeneembaar	meeneembaarder	meeneembaarst
verbogen	meeneembare	meeneembaardere	meeneembaarste
partitief	meeneembaars	meeneembaarders	-

Bijvoeglijk naamwoord

meeneembaar

1. mee te voeren naar een andere situatie, deze eigenschap is afhankelijk van het te verplaatsen 'voorwerp' als van de bestemming

   • Daarna werd de C-polis `flexibel' genoemd, omdat die gemakkelijk meeneembaar was naar een andere werkgever. Dat is ook maar relatief, want zo'n nieuwe werkgever kan wel eens een eigen pensioenfonds of verzekerde regeling hebben en dan niet bereid zijn om voor de betreffende werknemer apart premie te gaan betalen voor diens eigen pensioenverzekering.  

Gangbaarheid

• Het woord meeneembaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.