meelkist
- meel·kist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meelkist | meelkisten |
verkleinwoord | - | - |
- (huishouden) (historisch) goed afsluitbare grote doos van stevig materiaal die gemalen graankorrels kan beschermen tegen plaagdieren en bederf als ze daarin langere tijd worden bewaard
- ▸ Hij het ze ongedeerd vertrekken, zijn beide handen aan de meelkist vastgeklampt om niet te vallen.[3]
- Het woord 'meelkist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Verzameld werk. Deel 1. : Schoppenboer” (1974), A. Manteau, Brussel, ISBN 9022304477, p. 767