mediaal
- me·di·aal
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘naar het midden gelegen’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
- afgeleid van het Latijnse medius (midden) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mediaal | medialer | mediaalst |
verbogen | mediale | medialere | mediaalste |
partitief | mediaals | medialers | - |
mediaal [3]
- (medisch) aan de binnenzijde gelegen
- (taalkunde) met een handeling uitgaand van het onderwerp en in het belang hiervan
- Het woord mediaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mediaal" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mediaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mediaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be