medeschuldig
- me·de·schul·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | medeschuldig | medeschuldiger | medeschuldigst |
verbogen | medeschuldige | medeschuldigere | medeschuldigste |
partitief | medeschuldigs | medeschuldigers | - |
medeschuldig
- samen met een ander verantwoordelijk zijnde voor de misdaad of anderszins vervelende gebeurtenis
- Het slechte weer was medeschuldig aan het grote verkeersongeval.
- Het woord medeschuldig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.