medeschuldige
- me·de·schul·di·ge
medeschuldige
- verbogen vorm van de stellende trap van medeschuldig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | medeschuldige | medeschuldigen |
verkleinwoord |
- persoon die samen met anderen schuldig is aan een bepaalde misdaad
- ▸ Daarin is hij heel anders dan een andere oud-SS'er die eerder dit jaar werd veroordeeld, zegt ze. "Deze man, Oscar Gröning, werkte ook in Auschwitz. Hij gaf wel toe dat hij wist dat er zoveel gemoord werd. Hij bood daar ook zijn excuses voor aan. Hij zag zichzelf als moreel medeschuldige."[1]
- persoon die samen met anderen verantwoordelijk is voor iets dat als slecht wordt ervaren
- ▸ De 20-jarige De Ligt maakt een moeilijke periode door bij Juventus. Eind augustus werd hij door een blessure van Giorgio Chiellini vroeger dan gepland voor de leeuwen gegooid in de topper tegen Napoli (4-3) en zakte hij als medeschuldige aan drie tegendoelpunten door het ijs.[2]
- Het woord medeschuldige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Oud-kampbewaker Auschwitz (93) voor de rechter” (Maandag 7 december 2015), NOS
- ↑ Weblink bron Jesse Wieten“'Geen gek idee om De Ligt rust te gunnen en De Vrij op te stellen'” (Zondag 13 oktober 2019), NOS