Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mat·geel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen matgeel matgeler matgelerst
verbogen matgele matgelere matgelerste
partitief matgeels matgelers -

Bijvoeglijk naamwoord

matgeel

  1. niet glinsterend, spiegelend of glimmend geel; dof geel
    • Ook in de betonnen wanden gaan form en function mooi samen. Precies in het midden van ieder blok zit een stalen dop met schroefdraad verzonken. Die lange rijen glinsterende rondjes voegen een sierlijk geometrisch patroon toe aan het matgele beton. “Bij het gieten loopt er een ijzeren pen doorheen om de bekisting bij elkaar te houden,” legt Scholten uit. “Maar als die met de buitenlucht in contact komt gaat het roesten. De roestvrij stalen konussen beschermen het materiaal en vormen tegelijkertijd een ingebouwd ophangingssyteem.” [1] 
    • Er werd een enorme taart met geglazuurde soesjes aangesneden, en Arnold bleek een vriendelijke, wat verlegen jongeman te zijn, met vlasblond haar en een matgele gelaatstint, achter wie je niet de aanstichter van het drama zou zoeken dat zich indertijd op de etage aan de Spoorsingel had afgespeeld. [2] 
Synoniemen


Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. NRC Tracy Metz 9 september 1994 Een Venus in het zand; Beeldenmuseum in Scheveningen
  2. NRC Tonny van der Horst 26 juli 1995 Arnold was verliefd op de inwonende hit
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be