masttop met vlag
  • mast·top
enkelvoud meervoud
naamwoord masttop masttoppen
verkleinwoord

de masttopm

  1. bovenste deel van een mast
    • Op zijn kamer staan twee toppen van een vlaggenmast. De ene oogt haveloos en verweerd, de andere zit strak in de verf en is overduidelijk fonkelnieuw. „Dit zijn wij”, wijst de nieuwe ceo. „De eerste staat voor DPA oude stijl, de tweede voor DPA in de nabije toekomst. Ik gebruik deze masttoppen graag als metafoor. Ik sleep ze daarom ook overal mee naar toe, naar elke vergadering, personeelsmeeting, teambuildingsessie, desnoods naar onze klanten. [2] 
    • Het boek bevat 135 hoofdstukken. Alleen al de, meestal zeer concrete, titels van die hoofdstukken vormen tezamen een epos om van te watertanden. Een greep: De plunjezak, De sprei, Een boezemvriend, Nachtpon, De ramadan, Waterzooi, Vrolijk kerstfeest, De masttop, Avondschemer, Vaste vis en losse vis, De naald, De Hoed, De reddingsboei, Kop of staart. [3] 
86 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf DICK HUSSAARTS 16 nov. 2012 DPA Flex Group moet af van uitzenden
  3. NRC Charlotte Mutsaers 14 maart 2008 De wraak is zout
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be