masseren
- mas·se·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kneden, wrijven om de bloedsomloop te bevorderen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse masser (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
masseren |
masseerde |
gemasseerd |
zwak -d | volledig |
masseren
- overgankelijk het toepassen van uitwendige druk op de zachte weefsels
- Zij werd tweemaal in de week gemasseerd.
1. het toepassen van uitwendige druk op de zachte weefsels
- Het woord masseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "masseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "masseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ masseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be