Deze marskramer gaat met zijn spullen van deur tot deur (1905)
 
gemotoriseerde marskramer
  • mars·kra·mer
  • In de betekenis van ‘verkoper langs huis’ voor het eerst aangetroffen in 1729 [1]
  • samenstelling van het Middelnederlandse merse (koopwaar) en het Middelnederlandse kraemer (koopman) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord marskramer marskramers
verkleinwoord marskramertje marskramertjes

de marskramerm [3]

  1. (beroep) (handel) (verouderd) een verkoper van kleine artikelen, die hij in een rugkorf of mars vervoert en waarmee hij platteland en steden afreist om zijn waar op markten en kermissen en van huis tot huis te verkopen
    • Rondleiding door Griekenland, de eerste toeristische gids uit de geschiedenis. Ook de Romeinse auteur klaagde al over de erbarmelijke kwaliteit van de Griekse wegen en herbergen, over de ,,Olympische geldklopperij, over de drukte en de opstoppingen. ,,Plato moest eens zijn toevlucht nemen tot een noodbarak vol snurkende dronken vreemdelingen. Plaatselijke edelen kregen zwepen uitgereikt om de orde te handhaven. [] Gewetenloze marskramers sloegen hun slag door het geboeide publiek goedkope worstjes van twijfelachtige kwaliteit aan te smeren, noten, peren en amfora's met harswijn die pijn deed aan je ingewanden. [] Na afloop van de feestelijkheden zaten toeschouwers soms nog dagenlang vast terwijl ze met voerlui over de ritprijs onderhandelden. [] Eigenlijk was het allemaal zo ontzettend onaangenaam dat een ongehoorzame slaaf eens bijna voor straf door zijn meester als bezoeker naar de Olympische Spelen werd gestuurd.[4] 
    • Bad Bentheim is dit weekeinde weer even een middeleeuwse vesting. Zowel zaterdag als zondag staat het stadje net over de grens in het teken van onder andere ridders, jonkvrouwen, narren en marskramers. [5] 
97 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[6]