marktkoopman
- Geluid: marktkoopman (hulp, bestand)
- IPA: /ˈmɑrktkopmɑn/
- markt·koop·man
- samenstelling van markt en koopman
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marktkoopman | marktkooplieden marktkooplui marktkoopmannen |
verkleinwoord | marktkoopmannetje | marktkoopmannetjes |
de marktkoopman m
- (beroep) Man die zijn waren verkoopt op de markt.
- Koningin Beatrix krijgt een handkus van een marktkoopman donderdag op de Albert Cuyp in Amsterdam.
- marktkooplieden klinkt wat ouderwets en verheven
- marktkooplui klinkt wat ouderwets en informeel
- marktkoopmannen staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal en is niet sekseneutraal, maar is tegenwoordig niet ongebruikelijk
- ambulante ondernemer (stadhuistaal)
- Het woord marktkoopman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tuinmannen / tuinlieden / tuinlui op site OnzeTaal.nl; geraadpleegd 2015-02-20
- ↑ Lui, lieden, mannen! (7 juni 2006 )op site VRT-taalnet; geraadpleegd 2015-02-20