marmelade
- mar·me·la·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘jam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1536 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marmelade | marmeladen marmelades |
verkleinwoord | - | - |
- (voeding) jam waarin de schillen van citrusvruchten en andere vruchten met het vruchtvlees worden meeverwerkt die zeer geschikt is als broodbeleg
1. broodbeleg van fijngekookt fruit
- Het woord marmelade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "marmelade" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "marmelade" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be