Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • markt·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marktdag marktdagen
verkleinwoord marktdagje marktdagjes

Zelfstandig naamwoord

de marktdagm

  1. dag waarop markt gehouden wordt
    • 's woensdags is het altijd marktdag in. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be