marineofficier
- ma·ri·ne·of·fi·cier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marineofficier | marineofficieren marineofficiers |
verkleinwoord |
de marineofficier m
- (militair) bevelvoerder van de vloot
- ▸ Een knappe robuuste man van middelbare leeftijd in het uniform van een gepensioneerd marineofficier sprak in een van de zalen en men verdrong zich om hem heen.[2]
- ▸ In Rome zijn een Italiaanse marineofficier en een Russische diplomaat, die ook militair is, aangehouden op verdenking van spionage. Naar aanleiding van deze zaak heeft de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken besloten om de Rus en diens leidinggevende bij de ambassade het land uit te zetten.[3]
- Het woord marineofficier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Italië arresteert militair en zet Russische diplomaten het land uit voor spionage” (31-03-2021), NOS