margrietjes
- Geluid: margrietjes (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- mar·griet·jes
- margrietje zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | margrietjes |
de margrietjes mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord margrietje
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord margriet
- meervoudsvorm als officiële benaming (papegaaiachtigen) een geslacht Pionus van vogels uit de familie Psittacidae (papegaaien van Afrika en de Nieuwe Wereld)
- [2] papegaaien van Afrika en de Nieuwe Wereld, papegaaiachtigen, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] bronsvleugelmargrietje, bruin margrietje, grijskopmargrietje, maximiliaanmargrietje, pruimkopmargrietje, roodsnavelmargrietje, witkopmargrietje, zwartoormargrietje
- Het woord margrietjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.