maniërist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ni·ë·rist
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van maniërisme
- afgeleid van manier met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maniërist | maniëristen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (kunst) kunstenaar die werkt in de stijl van het maniërisme
- ▸ Saters met stijve penissen, zinnenprikkelende heiligen met hun lendendoekjes op halfzeven, vrijpartijen, overspel, gespierde bilpartijen en een grijzende vader met zijn dochters blote borst in de hand. De wereld van de Utrechtse maniërist Joachim Wtewael (1566 – 1638) is er een van schalkse symboliek en weelderig bloot.[2]
- ▸ Maniëristen laten zich leiden door het ideaalbeeld van de klassieke schoonheid, met haar gevoel voor maat en proportie. Een kunstwerk wordt aan de hand van die regels beoordeeld.[3]
- (pejoratief) iemand gekunsteld niet niet natuurlijk handelt
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord maniërist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maniërist" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Lisa Bouyeure“Recensie Liefde & Lust: de schalkse symboliek van Joachim Wtewael” (20/02/2015), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “De waarde van wetenschap” (05/08/2013), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be