(kunst) kunstenaar die werkt in de stijl van het maniërisme
▸Saters met stijve penissen, zinnenprikkelende heiligen met hun lendendoekjes op halfzeven, vrijpartijen, overspel, gespierde bilpartijen en een grijzende vader met zijn dochters blote borst in de hand. De wereld van de Utrechtse maniërist Joachim Wtewael (1566 – 1638) is er een van schalkse symboliek en weelderig bloot.[2]
▸Maniëristen laten zich leiden door het ideaalbeeld van de klassieke schoonheid, met haar gevoel voor maat en proportie. Een kunstwerk wordt aan de hand van die regels beoordeeld.[3]
(pejoratief) iemand gekunsteld niet niet natuurlijk handelt