magerheid
- ma·ger·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | magerheid | |
verkleinwoord |
de magerheid v
- het te slank zijn
- Daarom zal de Heere HEERE der heirscharen onder zijn vetten een magerheid zenden; en onder zijn heerlijkheid zal Hij een brand doen branden, als den brand des vuurs.[2]
1.
- Het woord magerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "magerheid" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ https://www.statenvertaling.net/concordantie/m/3454-1.html Jesaja 10:16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be