enkelvoud meervoud
mage mages

mage

  1. (magie) magus, magiër
    «From the towns in its high valleys and the ports on its dark narrow bays many a Gontishman has gone forth to serve the Lords of the Archipelago in their cities as wizard or mage, or, looking for adventure, to wander working magic from isle to isle of all Earthsea.[1]»
    Uit de steden in zijn diepe valleien en de havens aan zijn donkere, nauwe fjorden is reeds menig Gontsman vertrokken om de Heersers van de Archipel in hun burchten als wijze of magus te gaan dienen of, uit zucht naar avontuur van eiland tot eiland zwervend, zijn wondere werken overal in Aardzee te verrichten.[2]
  1. Ursula K. Le Guin, A Wizard of Earthsea, 1968 (2004 uitg., ISBN 0-553-38304-3)
  2. Frits Oomes (vert.), Machten van Aardzee, 1974 (2000 uitg., ISBN 90-274-6837-0)


enkelvoud meervoud
nominatief mage magen
genitief magen magen
datief mage magen
accusatief mage magen

mage m

  1. (anatomie) maag


mage

  1. (anatomie) maag


  • ma·ge

mage g

  1. (anatomie) maag, buik
mages enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     mage     magen     magar     magarna  
  genitief     mages     magens     magars     magarnas