• maas·trich·tien
  • van de stad Maastricht, met het achtervoegsel -ien; naam voor het eerst gebruikt door de Belgische paleontoloog A.H. Dumont in 1849
enkelvoud meervoud
naamwoord maastrichtien -
verkleinwoord - -

het maastrichtieno

  1. (geologie) zesde en laatste tijdsnede van het tijdvak laatkrijt, van 72,1 tot 66 miljoen jaar geleden
  • Vóór 2006 was de spelling Maastrichtien. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.