Nederlands

 
beukenblad in maart na een maartse regenbui
Uitspraak
Woordafbreking
  • maarts
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen maarts
verbogen maartse
partitief maarts s -

Bijvoeglijk naamwoord

maarts [1]

  1. (meteorologie) zoals passend is voor de maand maart
    • Ook morgen stroomt met een matige, aan zee nog steeds krachtige, noordwestenwind onstabiele lucht naar ons land met ‘maartse’ buien.[2] 
  2. op de een of andere manier behorend tot maart
    • De ‘maartse haas’ is een opgewonden haas die woeste achtervolgingen en fanatieke vechtpartijen laat zien. Doen hazen dat inderdaad alleen in maart?[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 23 maart 2009
  3. NRC Karel Knip 17 maart 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be