• luxe·goe·de·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord luxegoederen
verkleinwoord

de luxegoederenmv

  1. (economie) een goed dat niet direct in de eerste levensbehoefte van de consument voorzien, maar waaraan de consument wel een zeker nut onttrekt
     Ik hou zo van Moskou'Tsjechov raakte al even gefascineerd door, zoals Troyat het zo levendig beschrijft, 'de drukke, lawaaiige straten, waar mannen in Europese kleding, officieren in uniformen van hoge rangen en elegante dames schouder aan schouder liepen met boerenvrouwen met hoofddoeken om en boeren in jassen van slordig aan elkaar genaaide schapenvacht; de koetsiers die potentiële klanten toeriepen of met hen onderhandelden over de ritprijs; de sobere gebouwen en de verfijnde kleuren waarin ze waren geschilderd; de vensters van de dure winkels waar luxegoederen werden verkocht.[1]
     Na onderzoek kwamen de twee mannen in beeld. Na de arrestaties werden de huizen van de mannen doorzocht. Daarbij werden onder meer twee voertuigen en een groot aantal luxegoederen, waaronder tientallen tassen van de merken Gucci, Louis Vuitton en Chanel, in beslag genomen.[2]
  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “Twee medewerkers van bedrijf op Schiphol verdacht van drugssmokkel” (18-01-2020), NOS