• lul·lo
  • afgeleid van lul met het achtervoegsel -o; afkomstig uit het televisieprogramma Jiskefet [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lullo lullo's
verkleinwoord

de lullom

  1. (pejoratief) Leidse corpsbal
    • Er zijn collega’s op de redactie van de NRC die lid zijn geweest van het corps en er zijn er vele anderen die dat vooral niet zijn geweest. Het debat over de ‘bangalijst’ en over de ontgroening van studenten hield de voorbije week Nederland in de ban. Je schrikt toch wel als je leest dat een Groningse student in het ziekenhuis belandde na een ontgroening. Er zijn de voorbije jaren weliswaar wat regels opgesteld. Maar wie controleert eigenlijk of die worden nageleefd? Helemaal andere geluiden dus dan eind augustus, toen lullo en feuten nog cultureel erfgoed werden. [2] 
81 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[3]
  1. lullo op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Peter Vandermeersch 2 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be