luchtbewoner
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: luchtbewoner (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlʏx(t)bəˌwonər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- lucht·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luchtbewoner | luchtbewoners |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de luchtbewoner m
- (verouderd) warmbloedig dier dat vliegt
- Maar.... Nederlandse vogels. Draai u om in uw graf, o dichter, die de vrijheid van de luchtbewoner bezong, Vondel, die de gevleugelde vrijbuiter gelukkig prees, daar hij niet hoeft te zaaien of te maaien, daar hij, 'ruime baan zich kiezend' het straat- en stadsgeschil vermijden kan —, en die de mens aanspoort, zoveel hij kan dat voorbeeld, wat het laatste betreft, te volgen. En nu zullen deze vogelminnende heren de geboren kosmopoliet een nationaliteit willen aanplakken? [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'luchtbewoner' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Bruggen, C. van"Uilen en valken" 10 mei 1924 herdrukt in: NRC Handelsblad jrg. 19 nr. 60 (9 december 1988); p. 17 (CS 1) kol. 5; geraadpleegd 2018-09-21