• lou·te·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord loutering louteringen
verkleinwoord - -

de louteringv

  1. het louteren
    • Stefan Zweig stelde Marie Antoinette in zijn psychologische biografie voor als een leeghoofd die pas na de loutering van het verlies van twee van haar kinderen en onder de dreiging van de revolutie volwassen werd. 
88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]