lossnijden van de huid van een walvis
  • los·snij·den

lossnijden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lossnijden
sneed los
losgesneden
klasse 1 volledig
  1. met een scherpvoorwerp, iets dat vast zit aan iets anders, los maken
    • De brandweer heeft de vrouw uit haar auto moeten lossnijden. Ze is met zware verwondingen aan haar benen naar het ziekenhuis gebracht. De andere bestuurder had gekneusde ribben. Het ongeluk gebeurde door een onoverzichtelijke inhaalmanoeuvre. [2] 
    • Woordvoerder Pascal van Erp is blij met de bijdrage van bergingsbedrijf PAN Salvage. 'Duikers halen slechts kleine stukken net naar boven omdat ze alles met de hand moeten lossnijden. Maar een berger heeft machines waarmee het hele net boven water gehaald kan worden.' Daardoor schiet het opruimen lekker op. [3] 
    • Op de video is te zien hoe het vier meter lange kalf is verstrengeld in een haaiennet. De moeder van de walvis duwt het kalf met haar neus boven het water zodat de reddingswerkers het net kunnen lossnijden. [4] 
     Er waren er die vertelden dat de nieuwe nylonkousen vast konden vriezen op de benen van de meisjes en dan los moesten worden gesneden.[5]
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]