Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·slaan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losslaan
sloeg los
losgeslagen
klasse 6 volledig

Werkwoord

losslaan

  1. ergatief (scheepvaart) van zijn ankers slaan
    • Het schip was in de storm losgeslagen. 
  2. overgankelijk door slaan losmaken of openen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be