Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
loslopen
liep los
losgelopen
klasse 7 volledig

Werkwoord

loslopen

  1. meevallen
    • Maak je geen zorgen. Het zal wel loslopen. 
  2. vrij rondlopen
    • Honden mogen in dit bos gewoon loslopen. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be