Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • liep los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
loslopen

liep los

  1. enkelvoud verleden tijd van loslopen
    • Ik liep los. 
    • Jij liep los. 
    • Hij, zij, het liep los. 


Gangbaarheid