• liep
vervoeging van
lopen

liep

  1. enkelvoud verleden tijd van lopen
    • Ik liep. 
    • Jij liep. 
    • Hij, zij, het liep. 
    • Hij liep met zijn vriendin op het strand. 
     Meteen liep ik naar mijn tent die onder het gewicht van de sneeuw voor de helft bleek te zijn ingestort.[1]
  • liep mis
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be