• lord
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘titel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1685 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord lord lords
verkleinwoord - -

de lordm

  1. aanspreektitel voor een hoge Britse edelman, hoogwaardigheidsbekleder of hogere ambtenaar
76 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
lord lords

lord

  1. heer, meester
  2. (adel) edelman