loopmeisje
- Geluid: loopmeisje (hulp, bestand)
- loop·meis·je
- samenstelling van loop ww en meisje zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopmeisje | loopmeisjes |
verkleinwoord |
- jonge ongeschoolde vrouwelijke bediende die vooral boodschapjes doet voor haar baas of bazin tegenwoordig met een negatieve bijklank
- ▸ ' "k Zal zuster Anne voor me sturen,' gaf de baas ten antwoord, bedoelende het loopmeisje van zijn vrouw, 'jij mag je beroemen je eerste ruiten te hebben ingezet; ga nu ook maar schaften.[2]
- Het woord 'loopmeisje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294