• loof·bos
enkelvoud meervoud
naamwoord loofbos loofbossen
verkleinwoord loofbosje loofbosjes

het loofboso

  1. (biologie) een bos waarin bomen en struiken 's winters hun bladeren verliezen
    • Op gematigde breedten komen voornamelijk loofbossen voor. 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be