loofbos
- loof·bos
- samenstelling van loof en bos
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loofbos | loofbossen |
verkleinwoord | loofbosje | loofbosjes |
het loofbos o
- (biologie) een bos waarin bomen en struiken 's winters hun bladeren verliezen
- Op gematigde breedten komen voornamelijk loofbossen voor.
- Het woord loofbos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loofbos" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be