• lood·ver·bin·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord loodverbinding loodverbindingen
verkleinwoord - -

de loodverbindingv

  1. (scheikunde) stof waarin lood (Pb) een chemische binding met een of meer andere elementen is aangegaan
     Volgens de brandweer en de GGD vormde het vrijkomen van de stof met de loodverbinding nauwelijks een gevaar voor de volksgezondheid.[2]
  2. (elektrotechniek) (verouderd) stukje lood gebruikt als smeltzekering
      Loodverbindingen zijn die gedeelten in de geleiding, waar de stroom een licht smeltbaren draad of staafje moet passeeren. (…) Hunne doorsnede moet zoodanig gekozen zijn, dat ze eerder smelten door eene eventueele toename in stroomsterkte, dan de achter hen liggende draden, welke ze dus beschermen voor oververhitting door dien stroom. Komt er b.v. op de eene of andere wijze aanraking tusschen de beide draden in een lampornament, zoo zal de naastbij gelegen loodverbinding smelten en zullen er bijgevolg slechts eenige lampen uitgaan. Brandgevaar bestaat er dus niet.[3]
  3. (verouderd) methode om de pijpen van een gasbuis met lood zo aan elkaar vast te maken dat er geen gas kan ontsnappen
      Daarom, meen ik, kan het nuttig zijn eene beschouwing te leveren over verschillende soorten van buizenverbinding; ook, opdat daarin misschien aanleiding gevonden worde tot nadenken over de vraag, of er voor de gebruikelijke loodverbinding eene betere in de plaats kan worden gesteld.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Duitse gif-truck kantelt op A28 in: De Telegraaf  , jrg. 102 nr. 33035 (20 april 1994), Dagblad De Telegraaf, Amsterdam, p. 9 kol. 5
  3.   Weblink bron
    Coenen
    De electrisch-lichtinstallatie voor binnenboord-verlichting van Zr. Ms. „Marnix". in: Marineblad, jrg. 8 nr. 9 (1893/1894), Koninklijke Vereniging

    van Marineofficieren (KVMO), Den Haag, p. 404

  4.   Weblink bron
    C.T. Salomons
    Mededeeling omtrent verschillende soorten van huisenverhinding. in: Het gas, jrg. 1 nr. 4 (september 1880), Vereeniging van Gasfabrikanten in Nederland, p. 88 kol. 1