Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lippen
lipte
gelipt
zwak -t volledig

Werkwoord

lippen

  1. overgankelijk (muziek) het intoneren van een blaasinstrument door gebruik van de embouchure in plaats van de vingerzetting, zoals dat nodig was bij sommige historische instrumenten zoals het serpent
    • Hij lipte die moeilijke passage zonder enige valse noot te spelen. 
  2. geluidloos met de lippen een woord nadoen
    • "Wat!" lipte hij achter de rug van de leraar. 
  3. overgankelijk (media) synchroon met een geluidsopname de lippen bewegen zoals dat in films of video's gedaan wordt
    • Die hele scène was gelipt en de echte zangeres krijg je niet te zien. 
  4. (makelaardij) op eigen risico makelaardij bedrijven
  5. (makelaardij) misbruik maken van iemands hachelijke positie om een te gunstige prijs te bedingen
  6. een lipvormig aanhangsel uitsnijden van een, meestal metalen, plaat
  7. inergatief (sport) bij het golfspel het putje met de bal net raken, waarbij de bal er weer uitspringt en zijn weg vervolgt
    • Hij dacht een birdie te hebben, maar de bal lipte. 

Zelfstandig naamwoord

de lippenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lip
Uitdrukkingen en gezegden
  • Aan iemands lippen hangen
Aandachtig naar iemand luisteren
  • Het water komt/staat aan de lippen
Er is sprake van een zeer acute noodsituatie, die snel nog verder verergert als er niet meteen iets aan wordt gedaan
  • Tussen neus en lippen [door]
Tussendoor zonder veel nadruk iets doen, vragen of mededelen
•  Als ik zo afwezig was plaagde ze me vroeger wel eens door tussen neus en lippen te melden dat ze zwanger was, waarbij ik uit afwezigheid niet eens opkeek. [1] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be